Details
317 p.
Besprekingen
De Morgen
Met de Adventures of Huckleberry Finn van Mark Twain begon de Amerikaanse literatuur in 1884 pas echt, beweerde schrijver Ernest Hemingway ooit, en hij was de enige niet. Dat zat hem niet zozeer in het satirische schelmenverhaal, waarin de voor zijn gewelddadige vader gevluchte Huck en de uit slavernij ontsnapte Jim samen de Mississippi afzakken richting de vrijheid. Het zat hem ook niet in het ruigromantische decor van het leven in de natuur langs de rivier. Huck en Jim bouwen een vlot uit boomstammen. Ze vangen meervallen die ze roosteren boven het kampvuur. Ze peddelen en zingen in de kano, slapen in het bos. 's Ochtends vroeg worden ze wakker van een stel eekhoorntjes 'die op een tak vriendelijk zitten te kwebbelen'.
Het etiket 'eerste echte Amerikaanse roman' dankte Huckleberry Finn vooral aan de onbevangen vertelstem van de vrijmoedige Huckleberry Finn, voorganger van even aanstekelijke vertellers als Holden Caulfield in The Catcher in the Rye of Celie in The Color Purple. Alle drie zijn het energieke jonge personages die het onrecht in de samenleving verbaasd registreren. Huck kletst met pijp in de mondhoek de oren van je hoofd over zijn rebelse avonturen, in het dialect van het zuiden van de Verenigde Staten.
Hucks spreekstijl ontleende Mark Twain naar eigen zeggen aan een zwarte jongen, Jimmy, 'de meest ongekunstelde, gezellige, onvermoeibare kletskous' die hij ooit tegen het lijf was gelopen. Een inspiratiebron was ook de tot slaaf gemaakte Jerry, een 'brutale, humoristische, geweldige jongeman' die Twain, toen hij een tiener was, onderwees in gebaren en manieren van spreken van de zwarte Amerikanen.
Die taal, maar dan anders, is nu ook een bron van vermaak in Percival Everetts James, of eerder een bron van scherp venijn. De roman werd vorige maand bekroond met de National Book Award. Everett vertelt de avonturen van Huck en Jim opnieuw, maar nu vanuit het perspectief van Jim, die nu James heet (Jim is de naam die de witte mensen hem gaven). James is niet langer de wat angstige, bijgelovige maar in moreel opzicht superieure man uit Twains boek. Bij Everett is James een wereldwijze intellectueel die in het contact met de witten (inclusief Huck) de rol van onnozele slaaf spéélt.
geen oogcontact
James heeft zichzelf stiekem leren lezen. Hij leest Voltaire en droomt over John Locke, maar in alle gesprekken met de witten tovert hij 'racial slur' tevoorschijn. Hij onderwijst dat taaltje 's avonds rond etenstijd ook aan zijn dochter en de kinderen van andere slaven, als een manier om de witten niet tegen zich in het harnas te jagen. 'Witte mensen verwachten dat we op een bepaalde manier klinken en het is alleen maar goed als we hen niet teleurstellen.' En dus is het beter om een dubbele ontkenning te gebruiken als in 'zulk maisbrood heb ik nog nooit niet gehad' in plaats van 'zo'n maisbrood heb ik nog nooit gehad'.
James houdt de kinderen ook gedragsregels voor: geen oogcontact maken, nooit als eerste het woord tot iemand richten, nooit rechtstreeks over een onderwerp beginnen als je met een andere slaaf praat. Dit heet 'versluieren', aldus James. Nog een goeie: als er brand uitbreekt, moet je niet 'brand, brand!' roepen. Witten willen de problemen zelf benoemen. Beter is: 'Lawdy missum, looky dere'. In de Nederlandse vertaling wordt dat: 'Heremetijd m'frou. Kijk nou toch eris!' Lastig te vertalen trouwens, die 'racial slur', maar vertaler Peter Bergsma komt met mooie vondsten.
Ontmaskering
Het is geestig, maar vooral venijnig en soms schrijnend, hoe Everett stereotypes ontmantelt en James zijn witte omgeving, inclusief 'little bastard' Huck en zijn vriendjes, een rad voor de ogen draait. Spannend is het ook omdat steeds ontmaskering dreigt.
Everett volgt de avonturen in Twains boek, waarin Jim en Huck elkaar toevallig aan de overkant van de rivier ontmoeten. Op hun tocht over de rivier richting de vrijheid treffen ze net als bij Twain de oplichters The Duke en The King, lijden ze samen schipbreuk en belanden ze in een shoot-out. De periode dat het stel elkaar kwijt is, geeft Everett ook ruimte voor James' eigen avonturen.
Schrijnend en grappig is het hoofdstuk waarin James vanwege zijn mooie tenorstem wordt doorverkocht aan Emmett, de leider van de Virginia Minstrels, een wit mannenkoortje dat met zwartgeschminkte gezichten zwarte liederen ten gehore brengt en de zwarte 'cakewalk' imiteert. 'Ze zingen onze liedjes maar ze schrijven ook liedjes waarvan ze denken dat we ze zouden willen horen.'
Het absurde rollenspel bereikt een climax als James zelf zwart wordt geschminkt om in het koortje voor nepzwart door te gaan, en in de band vriendschap sluit met een man die voor wit doorgaat, maar zwart is.
In Huckleberry Finn draait het deels om Hucks bewustwording van het onrecht van de slavernij, terwijl in James juist James degene is die de absurditeit van het systeem verwoordt. Dit doet hij zowel in geestige gesprekken met Huck als in innerlijke dialogen met filosofen zoals Voltaire en Locke. Everett richt zijn pijlen vooral op de lijdzaamheid die wordt bezongen in de zwarte liedjes van de Virginia Minstrels, die James onderweg tegenkomt. Deze kritiek komt tot uiting in de gelatenheid van een tot slaaf gemaakte man in een zagerij, die elke avond zonder verzet een afranseling ondergaat. Ook wordt dit zichtbaar in de onderdanige houding van de machinist, die te midden van de helse herrie in de machinekamer van een Mississippiboot slavenliederen zingt.
Terugpraatboeken
In zijn dankwoord bedankt Everett Twain. 'Zijn humor en menselijkheid spraken me al aan lang voordat ik schrijver werd.' James past in een traditie van 'terugpraatboeken', zoals Moussa of de dood van een Arabier (2015), waarin Kamel Daoud een stem geeft aan de broer van de vermoorde Arabier uit De vreemdeling van Albert Camus. Het gevaar van deze romans is dat ze in een schematische repliek blijven hangen en het afleggen tegen het bewonderde origineel.
Nu jonge lezers toch ook weer die dikke, best wijdlopige negentiende-eeuwse roman zullen gaan lezen, mag Twain op zijn beurt Everett dankbaar zijn. James haalt het in onbevangen vertelstem niet bij Huckleberry Finn − logisch, want James ís niet onbevangen. Hij is intelligent, scherp, cynisch. Maar net als Huck leert hij dat de wereld grijzer is dan hij in het begin van zijn reis naar de vrijheid denkt. Dat James vervolgens een ander, verontrustender einde krijgt dan Huckleberry Finn, is bevredigend en aangrijpend.
Atlas Contact, 317 p., 22,99 euro. Vertaling Peter Bergsma.
De Volkskrant
Op de eerste bladzijden van Percival Everetts roman James vertelt de ik-figuur, een tot slaaf gemaakte man in 19de-eeuws Missouri, hoe de 'ettertjes' Huck en Tom hem voor de gek proberen te houden. Ze denken dat Jim, zoals de man wordt genoemd, slaapt en willen hem zijn hoed afnemen en die aan een spijker ophangen. 'Dan denkt-ie als-ie wakker wordt dat 'n heks 't heeft gedaan.'
Het plannetje van de twee kwajongens mislukt, maar in deze schijnbaar onschuldige scène maakt Everett veel duidelijk over het superioriteitsgevoel dat witte mensen, zelfs kinderen, hebben ten opzichte van zwarte mensen. Die zijn dom en bijgelovig, in het gunstigste geval goedmoedige sukkels.
De namen op deze eerste bladzijden laten er weinig twijfel over bestaan waar het Everett in deze roman om te doen is. Huck (Finn), Tom (Sawyer) en Jim (zonder achternaam) zijn personages uit een van de beroemdste en invloedrijkste romans uit de Amerikaanse literatuur: Huckleberry Finn. Daarin vertelt Mark Twain hoe de 14-jarige Huck aan zijn gewelddadige vader probeert te ontkomen door zijn eigen dood in scène te zetten en te vluchten.
Zijn vertrek valt samen met dat van Jim, die is ontsnapt van de plantage waar hij slavenarbeid verricht, omdat hij heeft vernomen dat hij zal worden verkocht en daarmee zal worden gescheiden van zijn vrouw en dochtertje. Ongelukkigerwijs roept Jim daarmee de verdenking over zich af dat hij Huck heeft vermoord. De twee vluchtelingen komen elkaar tegen op een eiland in de rivier de Mississippi en trekken gezamenlijk verder.
James, eind vorig jaar genomineerd voor de Booker Prize, is dus een hervertelling van Huckleberry Finn, de roman waarin Twain bekwaam de lachers op zijn hand krijgt, maar die voor de hedendaagse lezer, alleen al door de 219 maal gebezigde term 'nigger', een duistere ondertoon heeft. Dat juist de Amerikaanse Percival Everett perfect geëquipeerd is voor een dergelijke onderneming, bewees hij eerder met The Trees (Booker-longlist, 2022), een roman waarin lynchpartijen een centraal gegeven zijn, maar die niettemin is opgebouwd als een zwarte komedie.
Wat hij op de eerste bladzijden van James schetst, werkt Everett in de rest van zijn satirische, regelmatig met het absurdisme flirtende roman verder uit. De mensen in slavernij in deze roman mogen dan wat macht en aanzien betreft op de allerlaagste trap van de maatschappelijke ladder staan, moreel en intellectueel zijn ze superieur.
Dit manifesteert zich met name in de taal. De tot slaaf gemaakten hebben geleerd zich uit te drukken in een onbeholpen taaltje, waarmee ze hun eigenaars bewust sterken in hun superioriteitsgevoel. Wanneer je als slaaf ziet dat de keuken van je meesteres in brand staat, roep je niet 'Brand! Brand!', maar kraam je er een onbeholpen 'Heremetijd, m'frou! Kijk nou toch eris!' uit. De conclusie dat er brand is, laat je aan de zich superieur wanende witte mensen. Alle zwarte plantagebewoners beseffen: hoe aangenamer de witte mensen zich voelen, des te veiliger zijn zij zelf. Of, in het correcte jargon: 'Hoe fijnder ze d'r eigen voele, hoe feilgerder benne wij.'
Everetts streven om via de taal de perversiteit van slavernij en racisme te verbeelden, is buitengewoon effectief. In James hanteren de tot slaaf gemaakten, wanneer ze onder elkaar zijn, hetzelfde taalgebruik als hun witte meesters. Pas wanneer die op het toneel verschijnen, gaan de tot slaaf gemaakten over op hun kinderlijke slaventaaltje.
Vertaler Peter Bergsma verdient alle respect voor de manier waarop hij zijn onmogelijke opdracht - het vinden van Nederlandse equivalenten voor dit 'slavenslang' - tot een alleszins acceptabel einde heeft gebracht. Bevredigend is ook de beslissing de term 'nigger' onvertaald te laten.
Aanstekelijk eigenzinnig en brutaal heeft Everett van Jim in dit boek een geletterde figuur gemaakt die de verlichtingsdenkers heeft gelezen en tijdens een koortsdroom in dialoog gaat met Rousseau, Voltaire en Locke. In een scène met een bijna Monthy Pythonachtig karakter discussieert Jim met een medeslaaf over de vraag of de manier waarop een witte zich belachelijk heeft gemaakt nu moet worden gekwalificeerd als 'proleptische' dan wel 'dramatische' ironie.
Lichtvoetige of zelfs glorieuze momenten worden bijna altijd onmiddellijk gevolgd door tragische. Als Jim tot zijn onuitsprekelijke geluk een stompje potlood bemachtigt, betekent dat de gruwelijke dood van degene die hem daarbij hielp. Maar Jim kan nu schrijven en neemt zich voor zijn ervaringen te boek te stellen. We mogen James lezen als het resultaat van dat voornemen.
In een van de sterkste scènes van het boek wordt Jim gekocht door de (historische) Daniel Decatur Emmett (1815-1904). Emmet is de uitvinder van de black minstrels: witte zangers en muzikanten die zich zwart schminken en optredens geven waarin zwarte mensen en hun cultuur belachelijk worden gemaakt. Jim wordt de nieuwe tenor van het gezelschap. Daarvoor moet hij natuurlijk wel een zwartgemaakte witte man lijken. Dus wordt zijn gezicht bedekt met een laag schoensmeer, maar wel met een klein beetje wit rond zijn ogen. Jim over zichzelf: 'Een lichtbruine zwarte man die op zo'n manier zwart was geschminkt dat hij leek op een witte man die voor zwart probeerde door te gaan.'
Everett wisselt dit type bitterzoete satire af met harde realistische scènes. Waar de lezer op het ene moment de humor van het absurdisme wordt gegund, grijpt de auteur hem enkele pagina's later bij de strot met de bloedige wreedheid die het ware gezicht van de slavernij toont. In het slotakkoord, als Jim zich inmiddels James is gaan noemen, gaan alle remmen los. Zo eindigt Everett zijn roman: not with a whimper, but a bang.
Fictie
Percival Everett
James
Uit het Engels vertaald door Peter Bergsma. Atlas Contact; 320 pagina's; € 22,99.